-
1 bois
bois [bwaa]〈m.〉1 hout3 houten voorwerp ⇒ stuk hout, schacht, schijf, steel, blok, lijst, frame♦voorbeelden:bois de construction, d'oeuvre • timmerhoutbois dur • hardhoutbois flotté • vlothouton verra, va voir de quel bois je me chauffe! • men zal mij nog leren kennen!montrer de quel bois on se chauffe • laten zien waartoe men in staat isêtre du bois dont on fait les flûtes • meegaand zijntouchons du bois • even afkloppen1. m1) hout2) bos2. m pl1) gewei -
2 Holz
Holz1〈o.; Holzes, Hölzer〉♦voorbeelden:an Holz klopfen • (iets) afkloppender Baum steht gut im Holz • de boom ziet er goed uit〈 spreekwoord〉 Dummheit und Stolz wachsen auf einem Holz • domheid en hoogmoed groeien op dezelfde stam————————Holz2〈o.; meervoud Holz〉 〈 sport en spel〉♦voorbeelden: -
3 houtwerk
-
4 bak
bak1〈de〉1 [voorwerp om iets in te bergen] (storage) bin; 〈 reservoir〉 cistern, tank; 〈 ondiep〉 tray; 〈 natuurkunde〉 vessel; 〈 trog〉 trough; 〈 etensbak〉 dish, bowl; 〈 in auto〉 boot, Atrunk; 〈 kattenbak〉 tray2 [grap] joke4 [kop (koffie)] cup (of coffee)5 [auto] big car♦voorbeelden:een bak met planten • a tray of plants2 een goede/schuine bak • a good/dirty jokeeen bak vertellen • crack a jokein de bak zitten • do time————————bak2〈 bijwoord〉 〈 scheepvaart〉♦voorbeelden:bak staan • have been taken back -
5 been
2 [lichaamsdeel met betrekking tot een dier] leg3 [bot; stof waaruit botten bestaan] bone5 [met betrekking tot een kous; met betrekking tot een voorwerp] leg♦voorbeelden:een houten been • a wooden legop het verkeerde been gezet worden • 〈 sport〉 be wrong-footed; 〈 figuurlijk〉 be misled; 〈informeel; figuurlijk〉 be sent barking up the wrong treehij brak zijn been • he broke his legde benen strekken • stretch one's legsmet de benen over elkaar • with one's legs crosseder was veel volk op de been • a great many people were aboutik kan niet meer op mijn benen staan • I can't keep on my feet any longereen leger op de been brengen • raise an armyop de been blijven • remain on one's feetweer op de been zijn • be up and about (again)hij is al de hele dag op de been • he's been on his feet all daystevig op zijn benen staan • be steady on one's legsgoed ter been zijn • be a good walkerzich de benen uit het lijf lopen • run one's legs off〈 spreekwoord〉 het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen • it is no easy matter to bear prosperity decently -
6 houtwerk
1 [houten delen van een gebouw/voorwerp] woodwork -
7 klepper
-
8 stift
1 [dunne houten/metalen pen] style, stylus2 [puntig voorwerp] pin3 [met betrekking tot een vulpotlood/ballpoint] cartridge4 [viltstift] felt-tip (pen)
См. также в других словарях:
Dutch grammar — series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia